رَفَعَ سَمۡكَهَا فَسَوَّىٰهَا
God heeft dien gebouwd. Hij heeft dien hoog opgevoerd, en heeft dien volmaakt gevormd.
وَأَغۡطَشَ لَيۡلَهَا وَأَخۡرَجَ ضُحَىٰهَا
En hij heeft den nacht daarvan duister gemaakt, en heeft zijn licht voortgebracht.
وَٱلۡأَرۡضَ بَعۡدَ ذَٰلِكَ دَحَىٰهَآ
Hierna strekte hij de aarde uit.
أَخۡرَجَ مِنۡهَا مَآءَهَا وَمَرۡعَىٰهَا
Waaruit hij het water en het gras doet voortspruiten.
وَٱلۡجِبَالَ أَرۡسَىٰهَا
En hij richtte de bergen op,
مَتَٰعٗا لَّكُمۡ وَلِأَنۡعَٰمِكُمۡ
Voor uw gebruik en voor het gebruik van uw vee.
فَإِذَا جَآءَتِ ٱلطَّآمَّةُ ٱلۡكُبۡرَىٰ
Als de voorname, de groote dag zal komen.
يَوۡمَ يَتَذَكَّرُ ٱلۡإِنسَٰنُ مَا سَعَىٰ
Op dien dag zal de mensch zich herinneren, wat hij opzettelijk heeft gedaan.
وَبُرِّزَتِ ٱلۡجَحِيمُ لِمَن يَرَىٰ
En de hel zal aan het oog van den toeschouwer worden vertoond.