وَيۡلٞ يَوۡمَئِذٖ لِّلۡمُكَذِّبِينَ
Wee op dien dag over hen, die de profeten van bedrog hebben beschuldigd.
ٱلَّذِينَ يُكَذِّبُونَ بِيَوۡمِ ٱلدِّينِ
Die den dag des oordeels als een valschheid loochenen!
وَمَا يُكَذِّبُ بِهِۦٓ إِلَّا كُلُّ مُعۡتَدٍ أَثِيمٍ
Niemand loochent dien als eene valschheid, behalve de zondaar en de schuldige;
إِذَا تُتۡلَىٰ عَلَيۡهِ ءَايَٰتُنَا قَالَ أَسَٰطِيرُ ٱلۡأَوَّلِينَ
Die, als hun onze teekenen worden herinnerd, zeggen: Dit zijn fabelen van de ouden.
كَلَّاۖ بَلۡۜ رَانَ عَلَىٰ قُلُوبِهِم مَّا كَانُواْ يَكۡسِبُونَ
Volstrekt niet.--Maar hunne lusten hebben veeleer een sluier over hunne harten geworpen.
كَلَّآ إِنَّهُمۡ عَن رَّبِّهِمۡ يَوۡمَئِذٖ لَّمَحۡجُوبُونَ
Volstrekt niet. Dien dag zullen zij van hunnen Heer zijn uitgesloten;
ثُمَّ إِنَّهُمۡ لَصَالُواْ ٱلۡجَحِيمِ
En zij zullen in de hel worden gezonden, om verbrand te worden.
ثُمَّ يُقَالُ هَٰذَا ٱلَّذِي كُنتُم بِهِۦ تُكَذِّبُونَ
Dan zullen de wachters der hel tot hen zeggen: Dit is, wat gij als een valschheid hebt geloochend.