وَلَمَّا بَلَغَ أَشُدَّهُۥٓ ءَاتَيۡنَٰهُ حُكۡمٗا وَعِلۡمٗاۚ وَكَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ
En toen hij zijnen ouderdom van kracht had bereikt, schonken wij hem wijsheid en kennis; want zoo beloonen wij den rechtvaardigen.
وَرَٰوَدَتۡهُ ٱلَّتِي هُوَ فِي بَيۡتِهَا عَن نَّفۡسِهِۦ وَغَلَّقَتِ ٱلۡأَبۡوَٰبَ وَقَالَتۡ هَيۡتَ لَكَۚ قَالَ مَعَاذَ ٱللَّهِۖ إِنَّهُۥ رَبِّيٓ أَحۡسَنَ مَثۡوَايَۖ إِنَّهُۥ لَا يُفۡلِحُ ٱلظَّـٰلِمُونَ
En zij, in wier huis hij zich bevond, begeerde dat hij zich bij haar zou leggen, en zij sloot de deuren en zeide: Kom hier. Hij antwoordde: God beware mij! Waarlijk, mijn heer heeft mij gastvrijheid verleend, en de ondankbare zal geen voorspoed genieten.
وَلَقَدۡ هَمَّتۡ بِهِۦۖ وَهَمَّ بِهَا لَوۡلَآ أَن رَّءَا بُرۡهَٰنَ رَبِّهِۦۚ كَذَٰلِكَ لِنَصۡرِفَ عَنۡهُ ٱلسُّوٓءَ وَٱلۡفَحۡشَآءَۚ إِنَّهُۥ مِنۡ عِبَادِنَا ٱلۡمُخۡلَصِينَ
Maar zij hield bij hem aan, en hij had dezelfde bedoeling; doch hij ontving eene duidelijke waarschuwing van zijnen Heer. Zoo wendden wij het kwaad en de onreinheid van hem af, daar hij een onzer oprechte dienaren was.
وَٱسۡتَبَقَا ٱلۡبَابَ وَقَدَّتۡ قَمِيصَهُۥ مِن دُبُرٖ وَأَلۡفَيَا سَيِّدَهَا لَدَا ٱلۡبَابِۚ قَالَتۡ مَا جَزَآءُ مَنۡ أَرَادَ بِأَهۡلِكَ سُوٓءًا إِلَّآ أَن يُسۡجَنَ أَوۡ عَذَابٌ أَلِيمٞ
En zij begaven zich beide naar de deur: de een om te ontvluchten, de andere om hem te weerhouden; en zij scheurde zijn kleed van achteren. En zij ontmoette haren heer bij de deur. Zij zeide: wat zal de vergelding zijn van hem, die kwaad in uw gezin tracht te bedrijven: gevangenis of eene pijnlijke straf?