قَالَ هَلۡ عَلِمۡتُم مَّا فَعَلۡتُم بِيُوسُفَ وَأَخِيهِ إِذۡ أَنتُمۡ جَٰهِلُونَ
Jozef zeide tot hen: Weet gij wat gij aan Jozef en zijn broeder deedt, toen gij niet wist wat de gevolgen daarvan zouden zijn?
قَالُوٓاْ أَءِنَّكَ لَأَنتَ يُوسُفُۖ قَالَ أَنَا۠ يُوسُفُ وَهَٰذَآ أَخِيۖ قَدۡ مَنَّ ٱللَّهُ عَلَيۡنَآۖ إِنَّهُۥ مَن يَتَّقِ وَيَصۡبِرۡ فَإِنَّ ٱللَّهَ لَا يُضِيعُ أَجۡرَ ٱلۡمُحۡسِنِينَ
Zij antwoordden: Zijt gij werkelijk Jozef? Hij antwoordde: Ik ben Jozef en dit is mijn broeder. Thans is God genadig nopens ons geweest. Want wie God vreest en met geduld volhardt, zal eindelijk hulp vinden; want God zal de belooning der rechtvaardigen niet laten verloren gaan.
قَالُواْ تَٱللَّهِ لَقَدۡ ءَاثَرَكَ ٱللَّهُ عَلَيۡنَا وَإِن كُنَّا لَخَٰطِـِٔينَ
Zij zeiden: Bij den naam van God, thans heeft God u boven ons gekozen en waarlijk, wij zijn zondaars geweest.
قَالَ لَا تَثۡرِيبَ عَلَيۡكُمُ ٱلۡيَوۡمَۖ يَغۡفِرُ ٱللَّهُ لَكُمۡۖ وَهُوَ أَرۡحَمُ ٱلرَّـٰحِمِينَ
Jozef antwoordde: Heden zal ik u geene verwijtingen doen. God vergeeft u; want hij is de genadigste der genadigen.
ٱذۡهَبُواْ بِقَمِيصِي هَٰذَا فَأَلۡقُوهُ عَلَىٰ وَجۡهِ أَبِي يَأۡتِ بَصِيرٗا وَأۡتُونِي بِأَهۡلِكُمۡ أَجۡمَعِينَ
Vertrekt met dit mijn onderkleed, legt het op mijns vaders aangezicht, en hij zal zijn gezicht terug krijgen; en komt dan tot mij met uw geheele gezin.