وَيَقُولُ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ لَوۡلَآ أُنزِلَ عَلَيۡهِ ءَايَةٞ مِّن رَّبِّهِۦٓۗ إِنَّمَآ أَنتَ مُنذِرٞۖ وَلِكُلِّ قَوۡمٍ هَادٍ
De ongeloovigen zeggen: Zoolang hem geen teeken door zijn Heer wordt neder gezonden, zullen wij niet gelooven. Gij zijt alleen gelast te verkondigen en geen bewerker van mirakelen; en tot ieder volk werd er een leider gezonden.
ٱللَّهُ يَعۡلَمُ مَا تَحۡمِلُ كُلُّ أُنثَىٰ وَمَا تَغِيضُ ٱلۡأَرۡحَامُ وَمَا تَزۡدَادُۚ وَكُلُّ شَيۡءٍ عِندَهُۥ بِمِقۡدَارٍ
God weet wat elke vrouw in haren boezem draagt, en hoeveel de schoot nauwer of wijder wordt. Door hem wordt ieder ding geregeld, overeenkomstig eene bepaalde maat.
عَٰلِمُ ٱلۡغَيۡبِ وَٱلشَّهَٰدَةِ ٱلۡكَبِيرُ ٱلۡمُتَعَالِ
Hij weet wat geborgen en wat geopenbaard is. Hij is de groote, de verhevenste.
سَوَآءٞ مِّنكُم مَّنۡ أَسَرَّ ٱلۡقَوۡلَ وَمَن جَهَرَ بِهِۦ وَمَنۡ هُوَ مُسۡتَخۡفِۭ بِٱلَّيۡلِ وَسَارِبُۢ بِٱلنَّهَارِ
Hij van u die zijne woorden verbergt, en hij die ze in het openbaar verkondigt; ook hij die zich in den nacht tracht te verbergen en hij die zich gedurende den dag openlijk vertoont, allen zijn zij gelijk voor Gods kennis.
لَهُۥ مُعَقِّبَٰتٞ مِّنۢ بَيۡنِ يَدَيۡهِ وَمِنۡ خَلۡفِهِۦ يَحۡفَظُونَهُۥ مِنۡ أَمۡرِ ٱللَّهِۗ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يُغَيِّرُ مَا بِقَوۡمٍ حَتَّىٰ يُغَيِّرُواْ مَا بِأَنفُسِهِمۡۗ وَإِذَآ أَرَادَ ٱللَّهُ بِقَوۡمٖ سُوٓءٗا فَلَا مَرَدَّ لَهُۥۚ وَمَا لَهُم مِّن دُونِهِۦ مِن وَالٍ
Ieder van hen heeft engelen, die elkander wederkeerig opvolgen, zoowel vóór hem als achter hem geplaatst; zij waken op Gods bevel over hem. Waarlijk, God zal zijne genade, die op de menschen rust, niet veranderen, tot zij de geneigdheid hunner zielen door zonde veranderen. Als hij hen wil straffen, kan niets hem dat verhinderen; naast hem hebben zij geen beschermer.