وَلَقَدۡ خَلَقۡنَا ٱلۡإِنسَٰنَ مِن صَلۡصَٰلٖ مِّنۡ حَمَإٖ مَّسۡنُونٖ
Wij schiepen den mensch van gedroogde klei, van zwart slijk, in een vorm gebracht.
وَٱلۡجَآنَّ خَلَقۡنَٰهُ مِن قَبۡلُ مِن نَّارِ ٱلسَّمُومِ
Vóór hem hadden wij reeds de geniussen uit een fijn vuur gemaakt.
وَإِذۡ قَالَ رَبُّكَ لِلۡمَلَـٰٓئِكَةِ إِنِّي خَٰلِقُۢ بَشَرٗا مِّن صَلۡصَٰلٖ مِّنۡ حَمَإٖ مَّسۡنُونٖ
En gedenk, toen de Heer tot de engelen zeide: Waarlijk, ik heb den mensch geschapen van gedroogde klei, van zwart slijk, in een vorm gebracht.
فَإِذَا سَوَّيۡتُهُۥ وَنَفَخۡتُ فِيهِ مِن رُّوحِي فَقَعُواْ لَهُۥ سَٰجِدِينَ
Als ik hem dus volkomen gevormd en mijn geest in hem geblazen zal hebben zult gij dan voor hem nedervallen en hem aanbidden?
فَسَجَدَ ٱلۡمَلَـٰٓئِكَةُ كُلُّهُمۡ أَجۡمَعُونَ
En al de engelen baden Adam gezamenlijk aan.
إِلَّآ إِبۡلِيسَ أَبَىٰٓ أَن يَكُونَ مَعَ ٱلسَّـٰجِدِينَ
Behalve Eblis, die weigerde met hen te zijn, welke hem aanbaden.
قَالَ يَـٰٓإِبۡلِيسُ مَا لَكَ أَلَّا تَكُونَ مَعَ ٱلسَّـٰجِدِينَ
En God zeide tot hem: Wat verhindert u met degenen te zijn, die Adam aanbidden?