وَأُحِيطَ بِثَمَرِهِۦ فَأَصۡبَحَ يُقَلِّبُ كَفَّيۡهِ عَلَىٰ مَآ أَنفَقَ فِيهَا وَهِيَ خَاوِيَةٌ عَلَىٰ عُرُوشِهَا وَيَقُولُ يَٰلَيۡتَنِي لَمۡ أُشۡرِكۡ بِرَبِّيٓ أَحَدٗا
En zijne bezittingen werden door verwoesting omringd, nadat zijn makker hem gewaarschuwd had; hij draaide daarop de palmen zijner handen uit spijt en droefheid om, wegens hetgeen hij daaraan had besteed; want de wijnranken hingen aan de staken en waren van hare vruchten beroofd: Gave God, dat ik geene andere godheid met mijn Heer zou hebben vereenigd!
وَلَمۡ تَكُن لَّهُۥ فِئَةٞ يَنصُرُونَهُۥ مِن دُونِ ٱللَّهِ وَمَا كَانَ مُنتَصِرًا
Er was geen leger dat hem tegen God kon verdedigen, en hij was niet in staat om zich tegen zijne wraak te beschermen.
هُنَالِكَ ٱلۡوَلَٰيَةُ لِلَّهِ ٱلۡحَقِّۚ هُوَ خَيۡرٞ ثَوَابٗا وَخَيۡرٌ عُقۡبٗا
De bescherming behoort alleen aan God; hij is de beste looner en kan alles den besten uitslag geven.
وَٱضۡرِبۡ لَهُم مَّثَلَ ٱلۡحَيَوٰةِ ٱلدُّنۡيَا كَمَآءٍ أَنزَلۡنَٰهُ مِنَ ٱلسَّمَآءِ فَٱخۡتَلَطَ بِهِۦ نَبَاتُ ٱلۡأَرۡضِ فَأَصۡبَحَ هَشِيمٗا تَذۡرُوهُ ٱلرِّيَٰحُۗ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَيۡءٖ مُّقۡتَدِرًا
Stel hun eene vergelijking van het tegenwoordige leven voor. Het is als water, dat wij van den hemel nederzenden; het gras der aarde is daarmede vermengd en nadat het groen en bloeiende is geweest, wordt het des ochtends tot droge stoppels, die door den wind worden verspreid; want God is in staat alle dingen te doen.