خَٰلِدِينَ فِيهِۖ وَسَآءَ لَهُمۡ يَوۡمَ ٱلۡقِيَٰمَةِ حِمۡلٗا
Hij zal dien eeuwig dragen; en een ondragelijke last zal het op den dag der opstanding zijn.
يَوۡمَ يُنفَخُ فِي ٱلصُّورِۚ وَنَحۡشُرُ ٱلۡمُجۡرِمِينَ يَوۡمَئِذٖ زُرۡقٗا
Op dien dag zal de trompet klinken, en wij zullen de zondaren op dien dag verzamelen die dan grijze oogen zullen hebben.
يَتَخَٰفَتُونَ بَيۡنَهُمۡ إِن لَّبِثۡتُمۡ إِلَّا عَشۡرٗا
Zij zullen met eene zachte stem tot elkander spreken, zeggende: Gij zijt er niet langer dan tien dagen gebleven.
نَّحۡنُ أَعۡلَمُ بِمَا يَقُولُونَ إِذۡ يَقُولُ أَمۡثَلُهُمۡ طَرِيقَةً إِن لَّبِثۡتُمۡ إِلَّا يَوۡمٗا
Wij weten wel dat hunne opperhoofden willen zeggen, als zij zullen antwoorden: Gij zijt niet langer dan een dag gebleven.
وَيَسۡـَٔلُونَكَ عَنِ ٱلۡجِبَالِ فَقُلۡ يَنسِفُهَا رَبِّي نَسۡفٗا
Zij zullen u ondervragen, nopens de bergen; antwoord: Mijn Heer zal die tot stof verkeeren en verspreiden.
فَيَذَرُهَا قَاعٗا صَفۡصَفٗا
Hij zal die in eene effen vallei veranderen;
لَّا تَرَىٰ فِيهَا عِوَجٗا وَلَآ أَمۡتٗا
Gij zult geen deel daarvan hooger of lager dan het ander zien.