إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَأٓيَةٗۖ وَمَا كَانَ أَكۡثَرُهُم مُّؤۡمِنِينَ
Waarlijk, hierin is een teeken; maar het grootste deel hunner zijn ongeloovigen.
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ ٱلۡعَزِيزُ ٱلرَّحِيمُ
Waarlijk, uw Heer is de machtige, de barmhartige God.
وَإِذۡ نَادَىٰ رَبُّكَ مُوسَىٰٓ أَنِ ٱئۡتِ ٱلۡقَوۡمَ ٱلظَّـٰلِمِينَ
Herdenk, toen uw Heer Mozes riep, zeggende: Ga tot het onrechtvaardige volk:
قَوۡمَ فِرۡعَوۡنَۚ أَلَا يَتَّقُونَ
Het volk van Pharao. Zullen zij mij niet vreezen?
قَالَ رَبِّ إِنِّيٓ أَخَافُ أَن يُكَذِّبُونِ
Mozes antwoordde: O Heer! waarlijk, ik vrees, dat zij mij van logen zullen beschuldigen.
وَيَضِيقُ صَدۡرِي وَلَا يَنطَلِقُ لِسَانِي فَأَرۡسِلۡ إِلَىٰ هَٰرُونَ
En dat mijne borst vernauwd worde en dat mijn tong niet gereed zij tot spreken; wijs Aäron dus aan om mijn helper te wezen.
وَلَهُمۡ عَلَيَّ ذَنۢبٞ فَأَخَافُ أَن يَقۡتُلُونِ
Ook kunnen zij mij eene misdaad tegenwerpen, en ik vrees dat zij mij zullen dooden.
قَالَ كَلَّاۖ فَٱذۡهَبَا بِـَٔايَٰتِنَآۖ إِنَّا مَعَكُم مُّسۡتَمِعُونَ
God zeide: Zij zullen u volstrekt niet dooden: gaat dus met uwe teekenen; want wij zullen met u zijn, en wij willen hooren wat er tusschen u en hen geschiedt.