فَٱتَّقُواْ ٱللَّهَ وَأَطِيعُونِ

Vreest God en gehoorzaamt mij.


وَلَا تُطِيعُوٓاْ أَمۡرَ ٱلۡمُسۡرِفِينَ

En gehoorzaamt niet het bevel der zondaren.


ٱلَّذِينَ يُفۡسِدُونَ فِي ٱلۡأَرۡضِ وَلَا يُصۡلِحُونَ

Die snood op aarde handelen, en die zich niet verbeteren.


قَالُوٓاْ إِنَّمَآ أَنتَ مِنَ ٱلۡمُسَحَّرِينَ

Zij antwoordden: Waarlijk, gij zijt bezeten.


مَآ أَنتَ إِلَّا بَشَرٞ مِّثۡلُنَا فَأۡتِ بِـَٔايَةٍ إِن كُنتَ مِنَ ٱلصَّـٰدِقِينَ

Gij zijt slechts een mensch gelijk wij; toon ons een teeken indien gij de waarheid spreekt.


قَالَ هَٰذِهِۦ نَاقَةٞ لَّهَا شِرۡبٞ وَلَكُمۡ شِرۡبُ يَوۡمٖ مَّعۡلُومٖ

Saleh zeide: Deze wijfjes-kameel zal u een teeken zijn, zij zal haar deel water hebben en gij zult beurtelings uw deel water hebben op een zekeren, voor u bepaalden dag.


وَلَا تَمَسُّوهَا بِسُوٓءٖ فَيَأۡخُذَكُمۡ عَذَابُ يَوۡمٍ عَظِيمٖ

En deer haar niet, opdat u de straf van een vreeselijken dag niet worde opgelegd.


فَعَقَرُوهَا فَأَصۡبَحُواْ نَٰدِمِينَ

Maar zij doodden haar en berouwden hunne boosheid.



الصفحة التالية
Icon