فَأَخَذَهُمُ ٱلۡعَذَابُۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَأٓيَةٗۖ وَمَا كَانَ أَكۡثَرُهُم مُّؤۡمِنِينَ

Want de straf, waarmede zij bedreigd waren geworden, overviel hen. Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel van hen geloofde niet.


وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ ٱلۡعَزِيزُ ٱلرَّحِيمُ

Uw Heer is de machtige, de genadige.


كَذَّبَتۡ قَوۡمُ لُوطٍ ٱلۡمُرۡسَلِينَ

Het volk van Lot beschuldigde Gods boodschappers eveneens van bedrog.


إِذۡ قَالَ لَهُمۡ أَخُوهُمۡ لُوطٌ أَلَا تَتَّقُونَ

Toen hun broeder Lot tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen?


إِنِّي لَكُمۡ رَسُولٌ أَمِينٞ

Waarlijk, ik ben een geloofbaar boodschapper tot u.


فَٱتَّقُواْ ٱللَّهَ وَأَطِيعُونِ

Vreest dus God en gehoorzaamt mij.


وَمَآ أَسۡـَٔلُكُمۡ عَلَيۡهِ مِنۡ أَجۡرٍۖ إِنۡ أَجۡرِيَ إِلَّا عَلَىٰ رَبِّ ٱلۡعَٰلَمِينَ

Ik vraag geene belooning van u, voor mijne prediking: Ik verwacht mijne belooning van geen ander dan van den Heer van alle schepselen.


أَتَأۡتُونَ ٱلذُّكۡرَانَ مِنَ ٱلۡعَٰلَمِينَ

Nadert gij de mannelijke wezens onder de menschen.



الصفحة التالية
Icon