وَكَمۡ أَهۡلَكۡنَا مِن قَرۡيَةِۭ بَطِرَتۡ مَعِيشَتَهَاۖ فَتِلۡكَ مَسَٰكِنُهُمۡ لَمۡ تُسۡكَن مِّنۢ بَعۡدِهِمۡ إِلَّا قَلِيلٗاۖ وَكُنَّا نَحۡنُ ٱلۡوَٰرِثِينَ
Hoe vele steden hebben wij verwoest, wier bewoners in gemak en overvloed leefden? en hunne woningen zijn na hen niet bewoond, uitgenomen voor een korten tijd, en wij waren de erfgenamen hunner welvaart.
وَمَا كَانَ رَبُّكَ مُهۡلِكَ ٱلۡقُرَىٰ حَتَّىٰ يَبۡعَثَ فِيٓ أُمِّهَا رَسُولٗا يَتۡلُواْ عَلَيۡهِمۡ ءَايَٰتِنَاۚ وَمَا كُنَّا مُهۡلِكِي ٱلۡقُرَىٰٓ إِلَّا وَأَهۡلُهَا ظَٰلِمُونَ
Maar uw Heer verwoestte deze steden niet, dan nadat hij een profeet naar de hoofdstad had gezonden, om hun onze teekenen te herinneren. Ook verwoestten wij die steden niet, dan nadat de inwoners hunnen profeet hadden mishandeld.
وَمَآ أُوتِيتُم مِّن شَيۡءٖ فَمَتَٰعُ ٱلۡحَيَوٰةِ ٱلدُّنۡيَا وَزِينَتُهَاۚ وَمَا عِندَ ٱللَّهِ خَيۡرٞ وَأَبۡقَىٰٓۚ أَفَلَا تَعۡقِلُونَ
De dingen, die u gegeven zijn, zijn de genietingen van het tegenwoordige leven en zijne pracht; maar datgene, wat met God is, is beter en duurzamer. Wilt gij dit niet begrijpen.
أَفَمَن وَعَدۡنَٰهُ وَعۡدًا حَسَنٗا فَهُوَ لَٰقِيهِ كَمَن مَّتَّعۡنَٰهُ مَتَٰعَ ٱلۡحَيَوٰةِ ٱلدُّنۡيَا ثُمَّ هُوَ يَوۡمَ ٱلۡقِيَٰمَةِ مِنَ ٱلۡمُحۡضَرِينَ
Zal hij dus, aan wien wij eene uitnemende belofte van toekomstig geluk hebben gedaan, en die deze zal ontvangen, gelijk staan met hem, wien wij de genietingen van dit leven hebben geschonken, doch die, op den dag der opstanding, een van hen zal wezen, die aan de eeuwige straf zullen worden overgeleverd?