وَقَالَ إِنَّمَا ٱتَّخَذۡتُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ أَوۡثَٰنٗا مَّوَدَّةَ بَيۡنِكُمۡ فِي ٱلۡحَيَوٰةِ ٱلدُّنۡيَاۖ ثُمَّ يَوۡمَ ٱلۡقِيَٰمَةِ يَكۡفُرُ بَعۡضُكُم بِبَعۡضٖ وَيَلۡعَنُ بَعۡضُكُم بَعۡضٗا وَمَأۡوَىٰكُمُ ٱلنَّارُ وَمَا لَكُم مِّن نَّـٰصِرِينَ
En Abraham zeide: Gij hebt afgoden naast God gekozen, uit gehechtheid aan dit leven, welke bij u bestaat: maar op den dag der opstanding zal de een uwer den ander verloochenen, en de een van u zal den ander vloeken; het hellevuur zal uw verblijf wezen, en er zal niemand zijn om u te bevrijden.
۞فَـَٔامَنَ لَهُۥ لُوطٞۘ وَقَالَ إِنِّي مُهَاجِرٌ إِلَىٰ رَبِّيٓۖ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلۡعَزِيزُ ٱلۡحَكِيمُ
Lot geloofde in hem. En Abraham zeide: Waarlijk, ik vlucht van mijn volk naar de plaats welke mijn Heer mij heeft bevolen; want hij is de Machtige, de Wijze.
وَوَهَبۡنَا لَهُۥٓ إِسۡحَٰقَ وَيَعۡقُوبَ وَجَعَلۡنَا فِي ذُرِّيَّتِهِ ٱلنُّبُوَّةَ وَٱلۡكِتَٰبَ وَءَاتَيۡنَٰهُ أَجۡرَهُۥ فِي ٱلدُّنۡيَاۖ وَإِنَّهُۥ فِي ٱلۡأٓخِرَةِ لَمِنَ ٱلصَّـٰلِحِينَ
En wij gaven hem Izaäk en Jacob, en wij plaatsten onder zijne nakomelingen het geschenk der profetie en de schriften; wij gaven hem zijne belooning in deze wereld, en in de volgende zal hij een der rechtvaardigen wezen.
وَلُوطًا إِذۡ قَالَ لِقَوۡمِهِۦٓ إِنَّكُمۡ لَتَأۡتُونَ ٱلۡفَٰحِشَةَ مَا سَبَقَكُم بِهَا مِنۡ أَحَدٖ مِّنَ ٱلۡعَٰلَمِينَ
Wij zonden ook Lot, toen hij tot zijn volk zeide: Bedrijft gij eene zonde, welke nog geen volk voor u heeft bedreven?