فَلَمَّآ أَسۡلَمَا وَتَلَّهُۥ لِلۡجَبِينِ

En toen zij beiden zich aan den goddelijken wil hadden onderworpen, en Abraham zijn zoon voorover op het aangezicht had gelegd.


وَنَٰدَيۡنَٰهُ أَن يَـٰٓإِبۡرَٰهِيمُ

Riepen wij hem toe: O Abraham!


قَدۡ صَدَّقۡتَ ٱلرُّءۡيَآۚ إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

Gij hebt aan uw visioen geloofd. Zoo beloonen wij den rechtvaardige.


إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ ٱلۡبَلَـٰٓؤُاْ ٱلۡمُبِينُ

Waarlijk, dit was eene duidelijke proef.


وَفَدَيۡنَٰهُ بِذِبۡحٍ عَظِيمٖ

En wij losten zijn zoon met een edel slachtoffer uit.


وَتَرَكۡنَا عَلَيۡهِ فِي ٱلۡأٓخِرِينَ

En wij lieten hem de volgende groete door de verste nakomelingschap bewaren;


سَلَٰمٌ عَلَىٰٓ إِبۡرَٰهِيمَ

Namelijk: Vrede zij op Abraham!


كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

Zoo beloonen wij den rechtvaardige;


إِنَّهُۥ مِنۡ عِبَادِنَا ٱلۡمُؤۡمِنِينَ

Want hij was een onzer geloovige dienaren.



الصفحة التالية
Icon